Naar Damaraland

30 november 2018 - Khorixas, Namibië

Vanmorgen hebben we een zeerob geaaid. Die was aan boord geklommen van de catamaran waarmee we de Atlantische Oceaan zijn opgegaan. Hoewel we aanvankelijk wel wat bedenkingen hadden tegen het toeristische karakter daarvan, bleek het toch een leuke tocht. Na de start in Walvisbaai voer de boot naar de zeerobbenkolonie die daar op een grote zandplaat huist. Duizenden van die beesten liggen daar, dobberen daar en jagen daar, sommige voorzien van leuke jongen. En paar pelikanen vlogen regelmatig langs de boot en streken daar soms op neer. Leuk voor de foto's!
Voor de kust worden oesters gekweekt, die hier overigens niet "in het wild" voorkomen. Het oesterzaad wordt van elders ingevoerd, maar de zeestromingen hier blijken ideaal voor het kweken van deze schelpdieren. In slechts 9 maanden kunnen ze geoogst worden, waar op de meeste andere plekken op de wereld ze er minstens 2 jaar over doen. Ze smaken heerlijk: veel vleziger dan de oesters in Europa. We hebben nog de vin van een maanvis gezien, die overigens in de meeste andere landen "zonnevis" wordt genoemd. Helaas lieten de dolfijnen zich niet zien.
Daarna terug naar het hotel in Swakopmund en vandaar met de bus richting het noorden voor een rit van 430 kilometer. Eerst een stuk langs de kust, waar nog een in 2008 gestrand schip bleek te liggen en vervolgens richting het noordoosten. Het landschap bestond uit een grote zandvlakte. En als we zeggen "zandvlakte" dan bedoelen we ook echt een VLAKTE. Een zee van zand die reikte tot aan de horizon, zonder noemenswaardige begroeiing. Een bijzonder gezicht: een okerkleurige "zandzee".
Na verloop van tijd verschenen er bergen aan de horizon en werd het landschap glooiender. Na een stop in Uis, vlakbij de Brandberg, de hoogste berg van Namibië (ruim 2600 m) bereikten we Damaraland (met de klemtoon op de eerste lettergreep). We reden door een gebied waar woestijnolifanten voorkomen, maar ook die lieten zich vandaag niet zien.
We merken dat we de "beschaving" steeds meer achter ons laten en dat we in het "echte" Afrika terecht komen. We hebben Hereravrouwen gezien in prachtige kleding. De woningen bestaan hier vooral uit hele armoedige optrekjes, gemaakt van ijzeren platen en golfplaten. Opvallend is dat er best wel van die behuizingen tussen zitten waar toch een auto voor de hut staat. Dat moet ook bijna wel, want zonder dat ding kom je hier echt nergens. Rond 18.00 uur bereikten we onze lodge, die er prachtig uitziet. We hebben een huisje met een tuintje eromheen, waar allerlei groenten worden gekweekt. In de achtertuin is zelfs een overdekt gedeelte en om het geheel af te maken staat er een echte Afrikaanse vogelverschrikker. Daar vlakbij staat een badje met water, waarin diezelfde vogels kunnen badderen en waaruit ze kunnen drinken. Omdat de lodge ver van grote supermarkten afligt, zo'n 100 km, verbouwt men hier zijn eigen groente. En die vind je dan weer terug in de zeer uitgebreide buffetten die hier gemaakt worden en waarvan we vanavond gesmuld hebben. Jammer dat we hier morgen al weer weggaan. Vanavond gaan we starten met onze malariapillen... Nog één nieuwtje: toen we aankwamen in de lodge regende het...heel zachtjes, maar toch... Dat wel overigens bij een temperatuur van rond de 33 graden. En dat is best weer warm na de koelte van een graad of 22 bij Swakopmund.

Foto’s